Meditatie
Lente
Eindelijk is het zover.
Het voorjaar is gekomen. Tot vorige week had ik mijn handschoenen nog aan. Nu durf ik af en toe een jurk aan met blote benen.
De Beakendyk is een oase van lichtgroene bladeren. De bermen staan vol met fluitekruid. De meidoorn bloeit. De vogels fluiten hun hoogste lied. Het lijkt wel of iedereen vrolijker is.
Kortgeleden las ik een boek met de titel ‘Geloven in seizoenen’. Daarin gaat het ook over de lente. Lente in je geloof. Een bijbels lenteverhaal komen we tegen in Johannes 4. Jezus is in vijandelijk gebied, in Samaria. Op het heetst van de dag zit hij bij de put. Zijn leerlingen zijn op pad om eten te kopen. Wanneer hij daar zit komt er een vrouw om water te putten. Zij schrikt wanneer ze Jezus ziet. Joden gaan immers niet om met Samaritanen en ook mannen en vrouwen gaan in het dagelijks leven niet met elkaar om. Er is nog een derde barrière. De vrouw kent die niet. In die tijd was het voor een rabbi niet toegestaan om met een vrouw te spreken. Dat werd als zonde beschouwd, verloren tijd, die je beter aan studie kunt besteden. Zo werd in die tijd over vrouwen gedacht. Maar deze rabbi is anders. Jezus stapt over barrières heen. Hij is gekomen om te laten zien hoe God is. God is vol liefde en vergevingsgezind. Jezus is gekomen om de mensen te redden uit liefde. Zijn liefde overwint barrières. Jezus kent haar geheim. Jezus benoemt haar zonde, zonder iets te verbloemen. En biedt haar tegelijkertijd genade aan. Zijn liefde zet haar hart in vuur en vlam.
Wanneer de discipelen terugkomen van het boodschappen doen en ze vinden Jezus in gesprek met de vrouw zegt niemand er wat van. Zij verwonderen zich. Ze laat haar kruik staan en rent naar de stad om het goede nieuws te vertellen. Het water heeft ze niet meer nodig. Zij heeft nu levend water, redding, verlossing ontvangen. Iedereen moet het weten. De Messias, de Redder is gekomen. Het is Lente!
Ds. Aafke Nicolai
Hemelvaart: De hemel gaat open
Het verhaal over Jacob bij Betel uit Genesis 28 was de inspiratie voor deze ets van Chagall. Je ziet Jacob slapen. Of misschien wordt hij net wakker. Achter hem staat een meisje met een schaduwboom. Dat droombeeld heeft Chagall geleend van de droom van Micha, dat ieder eens zal liggen onder de eigen vijgenboom, genietend van z´n nageslacht. Het doet ook denken aan Elia. Hij zag geen zin meer in zijn leven en ging onder een struik ging liggen om te sterven. Toen kwam de engel met brood en water. Dan zien we de ladder naar de hemel als een brug naar de hemelpoort, een gat in de lucht. Verderop zie je een engel, die Jacob als verloren zoon aan zijn borst legt, troost en beschut. Het doet denken aan de engel, die hij over veertig jaar weer tegen zal komen en waar hij zijn hele leven mee aan het vechten is geweest. Uiteindelijk wordt hij wijs en komt erachter dat je niet met geweld en slimme trucs bij God in de buurt komt. Op een sprookjespaard, Pegasus denk ik, zit een madonna met kind, een moeder met een baby. Dit droombeeld straalt veiligheid en vertrouwen uit. Langs de ladder vliegen engelen op en neer, als een hulp onderweg en naar de toekomst. Alles, waar een mensenkind naar verlangt en van wegloopt, is in deze ets over de droom van Jacob te vinden. Jacob, zijn naam betekent Pootje lichter. Van hem wordt verteld dat hij geboren werd met de hand om de hiel van zijn oudere broer, om hem in de moederschoot al in te halen. Als jongste probeert hij op slinkse wijze zijn doel te bereiken. Om de erfenis te kunnen bemachtigen heeft hij zijn vader op zijn sterfbed voorgelogen. Nu is hij is op de vlucht. Met helemaal niets is hij hier aangekomen. Einde verhaal, lijkt het. Jacob gaat liggen slapen onder de sterrenhemel, een steen onder zijn hoofd. Dan krijgt hij een droom in de god verlatenheid. Jacobs droom voorspelt hem een vruchtbare toekomst. De hemel staat voor hem open. Hij hoort een stem die zegt dat God met hem is. Het lijkt te mooi om waar te zijn. Toch laat die droom hem niet los. Voor de zekerheid maakt hij van de steen die hij als kussen had gebruikt, een altaarsteen en noemt de plek, Beth-El, dat betekent, Huis van God. Op elk moment van de dag op welke plek dan ook kun je een huis van God ervaren in de stilte, in een lied of in een gebed kan de hemel opengaan, zoals Jacob overkwam op het dieptepunt van zijn leven.
Soms lijkt de hemel potdicht, maar zijn het eigenlijk onze dichte ogen die de opening niet zien. Je laten troosten betekent je openstellen voor God. Die ander die al die tijd zat te wachten tot jij zover was, dat je je ogen opendeed. Dan merk je het licht pas op. Of zoals Jacob het zegt ‘Op deze plaats is de Heer aanwezig. Dat besefte ik niet’. (Genesis 28: 16)
Ds. Aafke Nicolai
Johannes 20 vers 17 ‘Houd me niet vast’
‘Houd me niet vast’, klinkt het in een tuin in Jeruzalem. In die tuin in Jeruzalem vinden we twee gestalten: het zijn Jezus en Maria. Maria had Jezus nog niet herkend. Ze dacht dat het de tuinman was en ze was verdergelopen. Maar als haar naam klinkt, draait Maria zich om en roept ‘Rabboeni’. En dan zegt Jezus: ‘Houd me niet vast, raak me niet aan!’ Het lijken harde woorden.
‘Houd me niet vast’, wat bedoelt Jezus met deze woorden?
Als je met je kind voor het eerst het diepe water ingaat – in een zwembad of de zee in – dan klemt het zich helemaal aan je vast, met beide armpjes om je nek. Je kan zelf bijna geen ademhalen. Je probeert je kind van je los te maken, maar dat lukt nauwelijks, zo vast houdt ze zich aan je. Je moet je kind dan leren te vertrouwen dat het niet direct zal verdrinken, ook al zit ze niet meer aan jou vastgeklemd. Stapje voor stapje geef je je kind meer ruimte. Het kind moet ontdekken dat zij jou niet zo strak vast hoeft te houden, maar dat jij haar nog wel vasthoudt.
Eigenlijk is dát wat er in de tekst van vanmorgen gebeurt, als Jezus tegen Maria zegt: ‘Houd mij niet vast’. Zegt hij daarin ook ‘Ik laat jou niet los. Maria, je kunt zelf verder’.
Wij zoeken in het leven houvast op allerlei manieren. Wij klampen ons vast aan mensen, aan spullen, aan ideeën, aan principes, aan groepen, aan cijfers, aan voorspellingen. We klampen ons vast aan geneesmiddelen, aan een leider, aan een mooi verhaal of aan een verleden. Velen van ons hebben een hang naar vasthouden.
Jezus heeft alles los moeten laten. Alleen dan is het mogelijk om ruimte te maken voor een nieuw begin.
Wanneer Maria bij het lege graf van Jezus staat begrijpt ze het eerst niet.
Jezus zegt ‘Houd mij niet vast, want ik moet eerst naar mijn vader.
Jij moet naar je vrienden gaan om te vertellen dat je mij gezien hebt!’ En weg is hij. Zij danst naar de herberg waar de andere leerlingen zijn.
Dit is het beste nieuws ooit
Ds. Aafke Nicolai
Wij gaan op weg in veertig dagen
Wanneer je iets nieuws gaat beginnen bereid je je voor. Om predikant te worden ga je studeren en maak je tijdens een stage kennis met het gemeentewerk. Wanneer je op vakantie gaat dan zorg je dat je wat je nodig hebt tijdens je vakantie meeneemt. Wie een maaltijd bereidt zoekt eerst de ingrediënten bij elkaar. ‘Een goede voorbereiding is het halve werk’ zegt een bekend spreekwoord. Ook in de kerk bereiden we ons voor. Pasen is het grootste feest van de kerk en vraagt ook om voorbereiding.
We noemen die voorbereidingstijd de veertigdagentijd. Wanneer ik het getal veertig hoor, dan denk ik onmiddellijk aan de veertig jaar die het volk Israël in de woestijn doorbrengt vóór zij het beloofde land ingaan. Blijkbaar is een tijd van voorbereiding nodig voor je iets nieuws kunt beginnen. We beginnen te tellen vanaf de woensdag voor de eerste zondag in de veertigdagentijd. Bij onze Rooms Katholieke broeders en zusters is een viering van Aswoensdag. Het is een boeteviering en ieder ontvangt een kruisje op het voorhoofd van as (de verbrande takken van palmzondag van het vorige jaar).
Op de eerste zondag in de veertigdagentijd lezen we uit één van de evangeliën het verhaal van de verzoeking van Jezus in de woestijn. Dit jaar is het Mattheüs 4: 1-11. Jezus wordt in de verleiding gebracht door de duivel. Opvallend genoeg lijkt Jezus op geen enkel moment gevoelig voor de mooie voorstellen van de duivel. Als de duivel vertrokken is, dienen engelen Jezus als teken van Gods goedkeuring.
In de veertigdagentijd ben je je meer bewust van die verleidingen en is het de uitdaging om het iets anders te gaan doen. Je kunt bijvoorbeeld geen vlees eten en wat je daarmee bespaart aan een goed doel geven. Je kunt alcohol laten staan of minder snoepen. Minder tv kijken en in de vrijgekomen tijd iemand een bezoekje brengen. Iemand vertelde dat zij haar huis in deze tijd kamer voor kamer ging opruimen, om zich voor te bereiden op Pasen. Het gaat erom dat je bewust iets anders doet met het oog op de voorbereiding van Pasen.
Wanneer dit kerkblad verschijnt is de veertigdagentijd al begonnen. Dat geeft niet. Je kunt elk gewenst moment opnieuw beginnen. Wanneer je telt van Aswoensdag tot Pasen tel je 46 dagen. De zes zondagen tellen niet mee, die zijn een soort oases in de woestijntijd. De zondagen zijn om op adem te komen en extra feestelijk.
Lied 539 vers 5
Jezus, diep in de woestijn,
Veertig lange dagen,
Bleef het in de zware strijd
Met Gods woorden wagen.
Laat ons Jezus volgen en het met Gods woorden wagen.
Ds. Aafke Nicolai
Lezen:Mattheüs 2, 1 – 12 en Exodus 1
Onderstaand gedicht is geschreven bij één van de bijzondere kapitelen die te zien zijn in de kathedraal Saint Lazare te Autun in Bourgondië, Frankrijk. Veel van de kapitelen daar worden toegeschreven aan Gislebertus. Hij werkte er waarschijnlijk tussen 1120 en 1135 en zijn werk hoort tot het meest originele uit die periode. Op de afbeelding zien we hoe de engel met een wijsvinger de hand van één van de koningen aanraakt. De magiërs werden door Gislebertus dus als koningen afgebeeld en ook wij spreken meestal van de drie koningen, ook al komt dat woord in de evangelietekst hier niet voor. De ogen van deze aangeraakte koning staan ook open, de andere twee hebben hun ogen nog dicht. De ster is aan de balk boven het bed bevestigd.
Ook nu zijn er weer tirannen die het leven van kinderen en anderen bedreigen. Ook nu zijn veel families en anderen op de vlucht voor deze Herodessen. Dat er ook Russen zijn die hun eigen land nu ontvluchten omdat ze niet medeplichtig willen zijn aan de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne, stemt bitterzoet. Ook zij zijn misschien in hun dromen door een engel aangeraakt.
Ik wens u allen een zalig, dan wel gezegend Kerstfeest toe en een heldere ster om ons op koers te houden in het nieuwe jaar.
DE SLAPENDE MAGIËRS
Bij het kapiteel: “Sommeil des mages”.
De koningen, drie in één bed:
hun kronen zelfs niet afgezet.
Al slapend hebben zij gewaakt,
zijn door een engel aangeraakt
en die zei: “Heren, opgelet!
Verkeerd staat weer Herodes’ pet,
voor ’t Kind spant hij nu snel zijn net …”
Toen zijn ze uit de droom ontwaakt,
de koningen.
En alle drie begrepen het.
Ze vroegen niet meer om belet
bij de tiran die, lichtgeraakt
een kreet van woede heeft geslaakt.
Zo hebben zij het kind gered,
de koningen.
Margriet Tevonderen. Uit: “Het Koninkrijk der Hemelen.”
Lezen:Mattheüs 1. En één of meer van de volgende Bijbelgedeelten: Genesis 38; Jozua 2; Ruth 3 en 4; 2 Samuël 11 – 12, 25.
In elk van de genoemde Bijbelgedeelten uit Tenach (het Oude Testament) wordt een verhaal verteld over één van de bijzondere vrouwen die door de evangelist Mattheüs worden genoemd in de geslachtslijst waarmee hij zijn evangelie begint. Als je de verhalen leest, wordt duidelijk dat de Bijbel open is over verschillende relaties die niet volgens de toen geldende zeden en gewoonten tot stand waren gekomen, maar waaruit wel personen waren voortgekomen die een belangrijke rol in de heilsgeschiedenis van Israël zouden spelen. Mattheüs sluit dus aan bij die openheid als hij de lijst van voorouders van Jozef: “Uit het huis van David” aan zijn lezers bekend maakt. Daarin worden slechts vier namen van vrouwen vermeld. Dat waren belangrijke voormoeders: eerst van koning David en via Jozef, de man van Maria, ook van Jezus. Stuk voor stuk krachtige vrouwen, van wie de levens bepaald niet rimpelloos verliepen. Zo kreeg Tamar een tweeling van haar schoonvader Juda door zich aan hem als prostituee voor te doen. Wat daar achter zat, leest u in Genesis 38. En daar is het Juda die er niet goed vanaf komt. Rachab was een prostituee op de wallen van Jericho. Hoe zij tot Israël ging behoren, staat beschreven in Jozua 2. Het verhaal van Ruth, de Moabitische kennen velen wel, en misschien is het verhaal van Bathseba ook wel bekend: een “Me too” verhaal waarin koning David probeerde zijn overspel met Bathseba en de gevolgen daarvan te verbloemen door de man van Bathseba naar het front te sturen en in de eerste linies te laten sneuvelen, waarna hij Bathseba tot vrouw nam.
Mattheüs maakte daarmee meteen duidelijk dat de Messias een mensenkind was, ingebed in een stamboom die hem tot één van ons maakte, omdat hij zo “weet” had van alles waartoe mensen in staat zijn. Het hoogste en het laagste. Om ons vervolgens op te roepen samen met deze Jezus de weg naar het Koninkrijk der Hemelen te willen gaan
PUBLIEK VERLEDEN
In ’t Israël van Mozes en profeten
was er bij vuile was niets aan de hand.
Men haalde die opzichtig uit de mand
als men van iemand d’ afkomst wilde weten.
Zo wordt hier in ’t begin breed uitgemeten
hoe Jezus afstamde, van Jozefs kant
van mensen met – wat heet – een rafelrand.
Dán werden vrouwen even niet vergeten …
Tamar en Rachab, Ruth en Bathseba:
oermoeders zijn zij alle vier geweest
en zaten zo in Jozefs DNA.
Verbazend, als je hun verhalen leest.
De klap voor Jozef zélf volgt nog daarna:
Maria zwanger. Blijkbaar uit de Geest.
Uit: “Het Koninkrijk der Hemelen. Margriet Tevonderen
Lezen: Lukas 18, 1 – 8; Exodus 22, 21 – 24; 1 Samuël 1, 12 – 17
In het katholieke milieu van mijn jeugd was het bij vriendinnetjes thuis niet ongebruikelijk om het gebed voor en na de maaltijd in te leiden met de uitnodiging van één der ouders: “Zullen we nu met ons allen de hemelpoort bestormen?”
Uiteraard met het doel om daar gehoord te worden, zoals ook Hanna destijds hoopte toen zij in de tempel van Silo zó vurig bad dat de priester Eli er
wat van kwam zeggen.
De paar verzen uit Exodus 20 geven aan waarom de rechter die Lukas beschrijft in hoofdstuk 18 zo verschrikkelijk fout zat.
Er wordt in Exodus met van alles gedreigd als je vreemdelingen en weduwen onderdrukt.
De weduwe had evenwel niet de luxe om op de uitvoering van die dreigementen vanuit de hemel te wachten en bonkte daarom zelf al voortdurend op de deur van het gerechtskantoor, want het leven van haar kinderen en haarzelf hing ervan af.
Met succes!
DOE MIJ RECHT!
De rechter was de schande van zijn stadje.
Zeer goddeloos en ook niet toegewijd
aan wat zijn taak toch was: gerechtigheid
bevorderen nietwaar? Welnee, geen spatje!
Maar weduwen in ’t nauw zijn echt geen katjes
die ongehandschoend men terzijde vlijt,
want voor hun kind’ren voeren zij de strijd.
De weduwe riep hem dus op het matje.
Niet één keer nee, zij keerde steeds terug
en vroeg hem telkens eind’lijk recht te spreken,
totdat de goddeloze man beducht
voor klappen werd … Toen was het snel bekeken.
Bid daarom steeds! Uiteind’lijk draagt het vrucht.
De hemelpoort is vaker zo bezweken.
Nawoord
Gedwaald van ’t rechte padje zorgde hij voor schandaal.
De humor in ’t verhaal: die rechter was een watje!
Uit: “Weefwerk”. Margriet Tevonderen
Lezen: Lukas 16, 19-31; 1 Samuël 28; Jesaja 8, 19.
In mijn jeugd waren we in de ban van het boek: “De rijke vrek en de bedelaar”. Ik hoop dat het de juiste titel is, maar het was een boek voor de katholieke jeugd en het ging over dit verhaal van de arme Lazarus en de man van grote welstand. Het verhaal werd sappig beschreven en uiteindelijk stierf de rijke vrek door een overdosis avant la lettre, in de vorm van een te grote hoeveelheid van een drankje.
Ernstiger is het prachtige Gregoriaanse lied dat over deze Lazarus gaat en bekend staat als het “In Paradisum”. Het werd vroeger altijd gezongen aan het einde van een Rooms-katholieke uitvaartmis, als de overledene de kerk uitgedragen werd. In het nieuwe Liedboek is het opgenomen als lied 959a (in het Latijn) en 959b (een vertaling in het Nederlands, resp. in het Fries). In het lied wordt de hoop uitgezongen dat de overledene evenals Lazarus door engelen weggedragen mag worden en eeuwige rust mag vinden. De vertalingen spreken niet van eeuwige rust, maar van het land van vrede. In mijn gedicht heb ik weer aangesloten bij het originele lied met de eeuwige rust, omdat die beter aansluit bij de Bijbeltekst. Maar ook is de sappige verteltrant van het kinderboek er wel in terug te vinden.
BIJ HET VERHAAL VAN DE RIJKE VREK EN DE ARME LAZARUS
Naar Abraham was Lazarus gedragen
door engelen. Een soort van hemelvaart
die God slechts voor rechtvaardigen bewaart
en waar de Schriften zelden van gewagen.
Vanuit zijn graf hoort men de rijke klagen
terwijl het hellevuur hem langzaam gaart.
Toch voelt hij zich zelfs nu nog niet bezwaard
om Lazarus wat klussen op te dragen.
Dit wordt hem hard door Abraham verweten
die spreekt van kloof en wil er niets van horen
maar wijst naar Mozes en naar de Profeten.
De Schriften zijn voor ieder aan te boren
dus kan de halve gare het vergeten:
aan Lazarus is rust nu echt beschoren.
Uit: “Weefwerk”. Margriet Tevonderen.
Lezen: Lukas 4, 16–30; Numeri 14, 1–10 en Jesaja 42, 5–7
Als een Knecht van de ENE die ook van volkswoede en vervolging te duchten had gehad.
Nazareth
In Nazareth werd Jezus eerst geprezen
om zijn programma dat hij daar liet zien.
Dat was er goed bekend al bovendien:
had hij ’t niet uit Jesaja voorgelezen?
Maar ’t kan verkeren, zeg ik wel bij dezen,
de volksgunst telt slechts zelden eerst tot tien
vóórdat ie zich als twitteraar aandient
in woede die er plots dan blijkt gerezen.
Ook Jozua, na diens verkenningstocht
door ’t land kreeg daarmee eerder al te maken,
voor beiden werd naar steniging gezocht.
Maar op de klif moest men die poging staken.
Iets onverzett’ lijks was daar, dat vermocht
hen te verhind’ ren dezen aan te raken.
Uit: “Weefwerk”. Margriet Tevonderen.
Rondeel voor Pinksteren 2022 bij Handelingen 2, 1 – 13 en Genesis 11, 1-9
Omdat het Pinksterverhaal niet in het evangelie van Lukas voorkomt, staat er ook geen gedicht over Pinksteren in de bundel “Weefwerk”. Maar in het boek Handelingen der Apostelen staat dat mooie verhaal wél, over de Pinksterochtend met het zogeheten talenwonder. En dat boek is ook door Lukas geschreven, als vervolg op zijn evangelie.
Door de kracht van de heilige Geest hoorden de toegestroomde joden uit alle toen bekende landen onder de zon de leerlingen van Jezus in de eigen taal spreken over “de grote werken van God”. Ik moest toen ik aan deze meditatie werkte, denken aan president Zelenski van Oekraïne, die allerlei parlementen toesprak: elk in de eigen taal. Dat wil zeggen: hij sprak in het Oekraïens en zijn toespraak werd vertaald, maar hij had zich steeds grondig verdiept in de geschiedenis of in het heden van het betreffende land en met die kennis hield hij elk land een spiegel voor: wij zijn als jullie en wij hebben jullie hulp nu nodig om te kunnen overleven. Hij maakte ons tot familie en bracht ons zo dichter bij elkaar. Zoiets stel ik me ook voor bij dat Pinkstergebeuren toen in Jeruzalem. Hierbij het gedicht dat ik voor dit Pinksternummer van het kerkblad van It Keningsfjild maakte.
PINKSTEREN
Eén zelfde taal voor allemaal.
Die viel uiteen met het verhaal
over de bouw van Babels toren.
Het kon de ENE niet bekoren,
dat bouwsel tot de hemelzaal.
Daarom is God toen neergedaald
en klonk er enkel nog kabaal.
De samenhang was al verloren.
Eén zelfde taal?
Met Pinksteren weer opgeschaald
tot taal der liefde. Wég de kwaal
van elk voor zich! Elkaar weer horen
met Gods Tora in hart en oren.
De Geest als tolk voor ’t volk dat straalt.
Eén zelfde taal!
Margriet Tevonderen
Lezen: Lukas 24, 36 – 53 en Genesis 5, 15 – 24
De hemelvaart van Jezus was uitzonderlijk, maar in de geschriften van Israël niet uniek. Zo werd de oudvader Henoch op relatief jonge leeftijd ( 365 jaar werd hij maar … en vergelijk dat eens met zijn zoon Methusalach die 969 jaar werd!) al wandelend met God opgenomen. Wandelen met God betekent dat je je aan Gods geboden houdt en daarmee een “rechtvaardige” bent. Ook Elia werd in de hemel opgenomen. Dat ging met veel visuele effecten gepaard en staat de lezen in 2 Koningen 2, 1 – 14.
Het gedichtje over Henoch is gegoten in de vorm van een Rederijkersrondeel waarin de eerste twee regels of alleen de eerste regel op vaste plekken terugkeren.
Henoch
Die wil wand’ len met de ENE
houdt steeds de geboden aan –
ied’ re dag en moet het menen
die wil wand’ len met de ENE.
Henoch was opeens verdwenen,
mocht zo naar de hemel gaan!
Die wil wand’ len met de ENE
houdt steeds de geboden aan. Uit: “Weefwerk, Margriet Tevonderen.
De hemelvaart van Jezus wordt aan het einde van het Lukasevangelie ook veel soberder beschreven dan in het eerste hoofdstuk van zijn boek Handelingen der Apostelen. Ik houd me hier aan de versie van zijn evangelie. Omdat ik daar geen gedicht van heb staan in “Weefwerk”, heb ik het onderstaande gedichtje nu voor deze uitgave van het kerkblad gemaakt. Ook in dezelfde vorm van het korte rederijkersrondeel. In dit gedichtje benadruk ik de woorden van Jezus zelf dat zijn afscheid niet betekent dat hij niet meer “meedoet”, zogezegd. Hij is nog wel degelijk te vinden en te ontmoeten: in de geschriften van Tenach, die de Wet, de Profeten en de Psalmen omvatten. Uiteraard ook in de evangeliën, maar die werden na de hemelvaart van Jezus pas geschreven. En het zou een vergissing zijn te denken dat de evangeliën die hele Tenach vervolgens overbodig hebben gemaakt. Het is juist in het steeds terugkeren naar Tenach dat we de weg die Jezus ging op echte waarde leren schatten. Hij gaf er vlees en bloed aan en gaf er zijn vlees en bloed uiteindelijk ook voor. Daarom kreeg hij die hemelvaart ook. Net als o.a. Henoch werd hij opgenomen. De ultieme onderscheiding vanuit de hemel.
Jezus
In de Wet en de Profeten
en de Psalmen vind je mij.
Zoek wat jij van mij wilt weten
in de Wet en de Profeten.
Wil die woorden niet vergeten,
doe ze, want ze maken vrij.
In de Wet en de Profeten
en de Psalmen vind je mij.
Yn dizze tiid fan it jier kin it betiden noch sa tsjuster wêze en no foaral omdat wy net by inoar komme yn tsjerke. En dan is der langstme, langstme nei ljocht en langstme nei it moetsjen fan inoar.
Yn lyts ferbân soe dat sa no en dan noch kinne salang as wy fersichtich binne. Mar wannear kinne de tsjerkedoarren wer iepen? Us lytse beppesizzer wol wer graach nei de ‘kinderkerk’ sa’t hy de kerk op schoot diensten neamt.
“Beppe, wannear hawwe wy wer ‘kinderkerk?” Ek by him is der dus langstme.
Dochs moatte wy útsjen bliuwe nei bettere tiden. Bûten wurde de dagen al wer langer en yn de berte fan Jezus is der in Ljocht yn’e wrâld opgien dat nea wer útgean sil. Eltse snein wurdt de Peaskekears wer oanstutten yn tsjerke, ek al sitte der hast gjin minsken, it Peaskefjoer baarnt. Dêr meie wy krêft út helje, dat mei ek ús dagen ljochter meitsje. Noch sterker: wy meie ljochtdragers wêze fan dat fjoer. En sa inoar bemoedigje. Inoar ekjes skilje of opsykje. Net de moedfearren hingje litte.
Dêrom wol ik in gedicht fan Sytze de Vries, “Wij zijn Gods kandelaar” mei jimme diele (frij oerset):
Wy binne God’s kantler
Wy steane yn it ljocht,
it genedige ljocht fan’e moarntiid.
Wy fange it ljocht.
It mei strielje út ús eagen,
it makket ús tinken hoopfol.
Wy wurde ta kantlers
fan dit ljocht,
werhelje Gods earste wurd.
Wêr’t wy dit ljocht
heachhâlde en ferspriede
sil de skiere dizze ferdwine,
wurde kontoeren wer sichtber,
krije minsken wer kleur.
Wêr’t wy dit ljocht
oanstekke, oanwakkerje,
sil de hope groeie, dei by dei.
Sa sjocht de himel de ierde graach:
yn Syn genedich Ljocht.
Lit ús yn ús tinzen wêze mei slim siken en minsken dy’t it moeilik hawwe. Lit ús harren opdrage yn ús gebed.
Meta Valk
Lezen: Lukas 2, 1 – 20 en Micha 5, 1 – 3.
Bethlehem in Efratha. Sinds de herdersjongen David daar door Samuël tot koning
gezalfd was, bleven de verwachtingen aan een sterke man die de vijanden van de
Israëlieten het land uit zou vechten, aan die verder onbeduidende plek kleven.
Nu heeft mijn leermeester Oude Testament: professor doctor Adam van der Woude,
ontdekt dat het Bijbelboek Micha niet alleen maar woorden opneemt van de profeet
Micha, maar ook van de valse profeten die in zijn tijd de dreiging van de Assyriërs
probeerden te sussen met nostalgische beelden. Er zijn dus dialogen gevoerd in dat
boek tussen beide partijen en niet altijd is duidelijk wie wat gezegd moet hebben.
Zoveel is wel duidelijk: de Assyriërs hebben het Noordrijk wel degelijk verwoest en de
bevolking over vele volkeren verspreid. Het Zuidrijk heeft het langer volgehouden en
werd, zo willen de verhalen, pas onder de voet gelopen toen Nebukadnessar de tempel
van Salomo in Jeruzalem verwoestte en de bevolking in ballingschap voerde naar
Babylon.
Lukas grijpt in zijn evangelie met Bethlehem ook weer terug op “het veld”: Efratha,
waar die herders nog steeds de schapen weidden, en op “de stad van David.” Dat
daarmee Bethlehem werd bedoeld en niet Jeruzalem, was voor die herders meteen
duidelijk. In beide Bijbelgedeelten wordt een redder beloofd en wordt vrede in het
vooruitzicht gesteld. Toch zullen ook ditmaal de stad en de tempel verwoest worden.
Misschien moeten we van het engelenkoor dan ook geen zoete kerstklokjesmelodieën
verwachten, maar strijdliederen met een pittige opdracht: Eer geven aan God doe je
door je in te zetten voor vrede onder de mensen.
Het koningsveld van Bethlehem
Augustus, de Verheev’ ne op zijn troon
gaf een bevel. ’t Was zijn onheilig streven
dat heel de wereld toen werd ingeschreven
in d’ eigen stad. Geen keus: het moest gewoon.
Geen mens bleef dus van dit bevel verschoond.
Maria uitgerekend? Om het even!
Uit Nazareth naar Bethlehem gedreven
schonk zij het leven daar toen aan een zoon.
Herders lagen die nacht in ‘t Koningsveld
van Efratha. De stad mocht klein dan blijken
– dat werd in ’t boek van Micha zo verteld –
uit haar zou heel het volk Goed Nieuws bereiken.
Die herders daar werd dat het eerst gemeld.
Zij snelden toe: zou ’t kind op David lijken?
Uit: “Weefwerk.” Margriet Tevonderen.
NB “ ‘t Koningsveld” is uiteraard een verwijzing naar deze gemeente, It Keningsfjild.