Column

 Klein en fijn

 

In mijn verbeelding waren de eerste christenen zo kwetsbaar en sterfelijk als Enos, die volgens Genesis 4 een nakomeling was van Seth, die op zijn beurt een zoon was van Adam en Eva. Seth betekent zoiets als ‘vervanger’ want voor Eva had hij de plaats ingenomen van Abel die was vermoord door zijn broer, de machtige Kaïn.
De allereerste christenen leefden, zo beeld ik mij in, vanuit het besef dat hun kwetsbaarheid – net als die van Enos – zou bijdragen aan het koninkrijk Gods waarin ieder mens zijn naam in vrede draagt.
In mijn verbeelding bestonden deze eerste christelijke gemeenschappen uit een beperkt aantal leden-maten die elkaar kenden bij naam. Deze leden-maten waren onderling met elkaar verbonden in het besef dat ze kinderen waren van dezelfde bron van liefde. In de gemeenschap had ieder mens zijn eigen functie en talent en de leden-maten zagen om naar elkaar.
In mijn verbeelding kwamen deze kleine groepen iedere week in een kring om een Bijbelkenner heen zitten om te zingen, te luisteren en te bidden. Deze Bijbelkenner was, zo zie ik het voor me, iemand die om de vijf jaar werd gekozen en wekelijks als het ware een steen in de vijver wierp. Deze steen, het woord van liefde en kwetsbaarheid, resoneerde dan als een golf in de kring van leden-maten die daardoor open bloeiden als een waterlelie. Waarbij de stralend-witte bloem symbool stond voor inkeer en wedergeboorte: de bloem sluit zich ‘s nachts en gaat open in het licht van de nieuwe dag. Haast onvoorstelbaar, als je bedenkt dat de plant wortelt in de modder, het menselijk moeras van angst en niet weten hoe of wat.
In mijn verbeelding vormden de bladeren van de lelies voor schaduw op het water waardoor schadelijke organismen minder kans kregen. De schaduw bood bij dreigend gevaar tevens een goede schuilplaats voor anderen van buiten de gemeenschap.
In mijn verbeelding gingen de leden-maten gevoed en geïnspireerd na de bijeenkomst – net als nu – uiteen om individueel, in het leven van alledag, het woord van liefde handen en voeten te geven. Niet door te evangeliseren, maar om het te laten zien en te doen, heel concreet en in de praktijk.
Hoe dan ook, het is een feit en geen verbeelding, dat de PKN-kerken krimpen omdat er steeds minder aanwas is van nieuwe jonge leden-maten. Maar is dat erg? Ik wil erop vertrouwen dat er altijd weer nieuwe kleine gemeenschappen ontstaan die zich elk op hun eigen manier laten inspireren door stenen in de vijver en op hun beurt ook weer anderen inspireren en bemoedigen. Niet massaal, maar klein en fijn.

 Aangezichtsverlies

 

Iedere morgen kijk ik in de spiegel, vermoedelijk net als de meesten van ons. Waarom eigenlijk? Misschien omdat ik mezelf hoop te zien door de liefdevolle ogen van God, die me helpt te worden zoals ik ten diepste ben bedoeld, alsof God een beetje zijn aangezicht over mij doet lichten. Maar stel dat de spiegel mijn diepste angsten zou weerspiegelen?

De stripverhalen die Marten Toonder maakte over de bewoners van Rommeldam bevatten vaak spirituele wijsheden. Neem nu het verhaal van Tom Poes en de Plamoen. De Plamoen – een zelfbedacht woord van de auteur – heeft een gelaat dat de angst weerspiegelt van degenen die hem aankijken. Daardoor verliezen ze hun gezicht en rennen gillend weg. De Plamoen is daarom erg eenzaam.

De magiër Hokus P. Pas maakt gebruik van dit droeve lot van de Plamoen en tovert voor hem een prachtig paleis in het bos. De notabelen van Rommeldam willen wel eens kennis maken met de nieuwe vermogende bewoner. Een voor een gaan ze naar het bos en worden in het paleis hartelijk verwelkomd door een bediende en een feestmaal. Na de maaltijd staan ze erop de gastheer te ontmoeten en te bedanken. Als deze met een masker op verschijnt en hij hen waarschuwt dat zijn gast zal schrikken van zijn aangezicht, verzekeren ze hem dat zo’n hoogstaand iemand toch nooit afzichtelijk kan zijn. Als de Plamoen zijn masker afzet, rennen ze echter gillend weg want ze hebben hun eigen angst gezien en die maakt hen afzichtelijk. Daar heeft de boze magiër natuurlijk op zitten wachten. Het gelaat van de gasten zet hij op sterk water; zo heeft hij de ongelukkigen in hun macht. Op de markt heeft hij een stalletje met nepgezichten die de arme notabelen als troost kunnen kopen en opzetten.

Tom Poes verzint een list. Ook hij gaat naar de Plamoen, maar in plaats van direct in het gezicht van de gastheer te kijken, gebruikt hij een spiegel zodat de Plamoen zichzélf ziet. Dat wil zeggen: hij ziet zijn eigen angst, zijn angst om niemand te zijn.

Gelukkig komt alles weer goed. De magiër wordt ontmaskerd, de notabelen krijgen hun eigen gezicht terug en de kunstenaar Terpen Tijn schildert een picasso-achtig gelaat op het gezicht van de Plamoen waar deze erg verguld mee is. Ook de notabelen zijn dankbaar dat ze zichzelf weer kunnen zijn.

Daarom blijf ik elke morgen in de spiegel kijken, met al mijn gebreken en angsten, in de hoop dat God met mij is en de wetenschap dat ware schoonheid van binnen komt. Want stel je voor: de rest van je leven een nepgezicht te moeten dragen, dat moet wel de hel op aarde zijn.

Janneke Donkerlo

Laat duizend bloemen bloeien

 

Een paar weken terug was ik in het Groningse Winsum. Ik overnachtte in een B&B van een jong stel
dat in hun achtertuin vier schaftketen had omgetoverd tot een knus vakantieplekje. Het was supergezellig; één van de gasten speelde gitaar en later deden we een spelletje aan de picknictafel.

Toen ik de eigenaresse vertelde dat ik me had opgegeven bij het tiny house project van de kerk, vroeg ze enthousiast of ik soms ook ‘Christen’ was. Zelfs waren zij en haar man lid van de Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk (GVK). Dat is die kerk die mensen uitzendt naar Israël. Niet om op vakantie te gaan of zich te laten inspireren door de 80% Joodse of 16% Islamitische Israëliërs, maar om de Joden te bekeren. Want – zo gelooft men – als zij zich tot het Christendom bekeren, komt Jezus terug op aarde. Ik zei snel dat ik inderdaad naar de kerk ga, maar andere ideeën over het geloof heb.

Nog een voorbeeld van een geloof waar ik niets mee heb: reïncarnatie. Boeddhisten en Antroposofen waarschuwen voor euthanasie, want dat zou slecht zijn voor je karma en de overgang naar het hiernamaals. Volgens de geïnterviewde zouden zelfs huisdieren reïncarneren. Dat is dan misschien een

mooie aansporing om goed te zorgen voor je viervoeter, maar nu weet ik toevallig dat veel antroposofen bepaald geen vegetariër zijn. Blijkbaar reïncarneren dieren in de vleesindustrie niet …

Intussen voel ik me al jaren thuis bij het gedachtengoed van de PKN, of het nu in Amsterdam, Ureterp/Bakkeveen of Winsum is. Soms verstout ik mij te denken dat mijn manier van geloven de enige juiste is, maar dat zou natuurlijk hoogmoed zijn. Is er leven na de dood? Ik weet het niet. Maar zolang de gezamenlijke focus ligt op liefde, tolerantie en het omzien naar elkaar, voel ik mij bij de PKN als een vis in het water.

Gelukkig blijkt uit een recent onderzoek dat ook de vroege christenen niet allemaal over alles hetzelfde dachten. Integendeel. De onderzoekers kwamen erachter dat niet de eensgezindheid van het vroege christendom, maar juist de pluriformiteit ervan de charme was. Nu vertelde een bevriende theoloog mij dat dat te maken had met het feit dat de eerste christenen Joden waren. En Joden hebben de schone traditie om door discussie tot verschillende inzi

chten te komen. De latere afscheidingen gingen echter over de vraag wie het ‘ware geloof’ aanhing. Toch ga ik ervan uit dat er meer is dat ons uiteindelijk verbindt dan dat ons scheidt. En wat blijkt: op de site Terranova staat dat ook de GVK partner is van het tiny house project in Winsum. Zou het een keerpunt zijn? Zouden we nu inderdaad op weg zijn naar een tijdperk waarin duizend bloemen mogen bloeien?

De wondernachtegaal

 

Nergens wordt de tekst – ‘Had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunend gong of een schelle cimbaal’ – zo treffend verbeeld als in het sprookje ‘De Wondernachtegaal’.
Op een dag besluit een rijke en machtige koning een kathedraal te bouwen ter ere van God. Kosten noch moeite worden gespaard. Bij de opening van het oogverblindende bouwwerk verschijnt plots een monnik, die zegt: ‘De kerk is inderdaad schoon, maar één ding ontbreekt eraan.’ En weg is de monnik. Bedroefd laat de koning de kathedraal afbreken en een nog grotere, nog mooiere kerk bouwen Maar weer verschijnt de monnik met zijn boodschap. En weer laat de koning een nieuwe kathedraal bouwen, nu nog hoger en mooier en rijker versierd. Als de monnik voor de derde keer verschijnt, grijpt de koning  hem vast en vraagt wanhopig: ‘Wat ontbreekt er dan aan?!’ De monnik antwoordt: ‘De wondernachtegaal’.
De koning stuurt zijn drie zoons de wereld in om de bijzondere vogel te zoeken. Bij een driesprong aangekomen, nemen de broers elk een ander pad en spreken af elkaar na een jaar daar weer te treffen. De oudste komt bij een stad waar hij zich laat verleiden door een leven van feesten, brassen en brallen. De middelste zoon raakt verstrikt in een woud waar een reus hem verandert in een brok steen. De jongste zoon echter vindt op zijn weg een gewonde duif die hij verzorgt. Als dank mag hij een wens doen. Als de duif hoort van zijn missie, legt hij uit waar hij de vogel kan vinden.
De jongeling gaat op weg. Bij een troebele bron prijst hij het heldere water; een weide vol onkruid roemt hij om haar prachtige bloemen en een dorre appelboom om haar heerlijke vruchten. Aangekomen bij twee poorten sluit hij de poort die openstaat, en treedt binnen door de poort die dicht was. Dan ziet hij een slapende vrouw, adembenemend mooi. Boven haar hoofd hangt een vogelkooi met een vogel. Zoals de duif hem heeft opgedragen, zegt de jongen met pijn in zijn hart: ‘Wat een lelijke vrouw!’ Onmiddellijk raakt zij in een coma zodat de jongen de kooi met de vogel kan pakken.
Om een lang verhaal kort te maken: op de driesprong treffen de broers elkaar weer. Jaloers gooien de twee oudsten hun jongere broer in een put en eenmaal thuis beweren ze dat zij de vogel hebben gevonden. De koning is dolblij met de vogel, maar ook bedroefd omdat de jongste zoon ontbreekt. Bovendien, de vogel zingt helemaal niet!
Inmiddels is de vrouw ontwaakt en gaat op zoek naar haar gestolen vogel. Onderweg hoort ze hoe liefdevol de jongen tegen het troebele water, het weiland met onkruid en de verdorde vruchten heeft gesproken. Bij de kathedraal aangekomen ziet ze de nachtegaal en vraagt wat de broers hebben gezegd toen ze haar zagen liggen. Ze antwoorden: ‘Wat een wonderschone vrouw!’ Maar dat is – zoals we weten – niet het goede antwoord. De jongeling, door de duif uit de put gered, heeft zich naar huis gespoed. Hij geeft wel het goede antwoord en prompt breekt de vogel uit in jubelzang. Dan roept de vrouw: ‘Jij bent het, jij hebt mijn vogel weggenomen. Ik was betoverd, maar jij hebt me bevrijd!’
De jongeling omhelst behalve zijn vader ook zijn broers omdat zijn hart vol liefde is. Op dat moment verschijnt de geheimzinnige monnik voor de laatste keer en zegt: ‘Nu is de kerk voltooid, nu heeft zij de zingende stem van Gods schoonheid zelf; en gij hebt liefde, goedheid en vergeving, en daarmee God zelf, in uw hart. Ere zij God van eeuwigheid tot eeuwigheid.’

Janneke Donkerlo

‘Omvolking’ kan mij niet snel genoeg gaan

Onlangs legde de voorzitter van de Tweede Kamer, de PVV’er Martin Bosma, op 4 mei een krans op de dam. Activist Frank van der Linden werd preventief opgepakt omdat hij tijdens de kranslegging uit protest zijn rug naar de dam wilde keren. Bosma is namelijk aanhanger van de ‘omvolkingstheorie’: de mythe dat zwarte mensen en immigranten de cultuur van het superieure blanke ras bedreigen. De nazi’s gebruikten de theorie voor joden en andere – in hun ogen – minderwaardige ‘rassen’.

Het voert op dit moment te ver om de PVV fascistisch te noemen want de partij roept momenteel – in tegenstelling tot Forum voor Democratie – niet op tot strijd en geweld. Wel gebruiken Wilders en de zijnen al jaren discriminerende frames en zaaien paniek over – van oorsprong fascistische – mythes. Zoals die van de omvolking.
Koen van Mechelen heeft een creatieve manier gevonden om deze theorie juist in een positief daglicht te plaatsen. De Vlaamse kunstenaar houdt zich sinds de jaren negentig bezig met het thema ‘bioculturele diversiteit’. Zijn levenswerk heet het Cosmopolitan Chicken Project waarbij hij kippen van over de hele wereld met elkaar kruist.

Oorspronkelijk komt de kip uit het gebied rond de Himalaya. In de loop der eeuwen heeft de kip zich, net als de mens, verspreid over alle landen en continenten. Door selectie ontstond in ieder land een kippenras waar de bevolking trots op was. Zoals de Nederlandse Uilebaard, een ras dat ontstond in de zeventiende eeuw. In Frankrijk was dat een spierwitte kip met een felrode kam en blauwe poten, zoals de Franse vlag. In Thailand staat het geselecteerde vechtras hoog in aanzien. Zo ontstond in elk land een ‘iconisch’ ras. Voor de raszuiverheid mocht het ene ras zich natuurlijk niet mengen met eenander ras. Maar dat is dus precies wat Van Mechelen wel doet. De kunstenaar kruist telkens twee iconische kippen met elkaar.
Het nieuwe ‘ras’ kruist hij vervolgens weer met een andere iconische kip, enz. enz. Zo ontstaan telkens nieuwe varianten die uiteindelijk onderling qua uiterlijk min of meer op elkaar lijken. Deze kippen blijken veel gezonder dan de oorspronkelijk ‘raszuivere’ exemplaren. De eerste kippen leefden niet langer dan vijf jaar, maar nu, na talloze kruisingen, halen de kippen wel 15 jaar zonder ziek te worden.

De dieren zijn overigens niet bedoeld om op te eten maar om mensen bewust te maken van het nut van een grote genenpool. Daarnaast maakt Van Mechelen beelden en schilderijen met de kip in de hoofdrol. Elk nieuw kunstwerk is een ode aan de kip. De Cosmopolitan Chicken staat daarmee symbool voor een gezonde en vreedzame wereld. Zo bekeken is immigratie een zegen voor de samenleving. De ‘omvolking’ kan mij dan ook niet snel genoeg gaan.

Janneke Donkerlo

Oorlog en vrede

Op 5 mei vieren we bevrijdingsdag. Het zou wel eens de laatste keer kunnen zijn dat mensen kunnen zeggen: ‘Ik ben van ná de oorlog.’ Als zelfs, naar aanleiding van de huidige oorlogsdreiging, een doorgewinterde pacifist als Roel van Duijn zegt dat je juist ter voorkoming van oorlog bereid moet zijn om te vechten, wie ben ik dan om te zeggen dat we niet moeten investeren in de wapenindustrie? Duizenden jaren geleden riep Jesaja de mensen al op om zwaarden om te smeden tot ploegijzers, maar zover zijn we blijkbaar nog (lang) niet.

Draaien oorlogen niet ‘gewoon’ om geld, macht en ‘lebensraum’? Als het spannend wordt, sluiten we de rijen en scharen we ons achter de generaals. Als de oorlog voorbij is, gaan we het liefst opgelucht over tot de orde van de dag. Daarbij laten we na om ons te verdiepen in de voorwaarden om nieuwe conflicten te voorkomen. Tja, zo eenvoudig is dat blijkbaar niet. Er worden wel pogingen gedaan, maar daarbij staan vaak individuele (consumenten)keuzes centraal. Dat dat tot een betere wereld leidt, is een hardnekkig misverstand.

Ook Rutger Brechman maakt deze fout. Hij pleit ervoor dat mensen hun bullshit baan opzeggen en iets zinvols voor de wereld gaan doen. Brechman is opgegroeid in een warm christelijk gezin, zijn vader was dominee. Toch zwoer hij het geloof af en startte onlangs zijn pleidooi voor een individueel ‘moreel kompas’ zodat mensen het ‘goede’ gaan doen. Maar wát een bullshit baan precies is en hoe een goede samenleving eruitziet, dat zegt hij er niet bij. Dat kan ook niet, want daarover zijn de meningen sterk verdeeld. Denk alleen maar aan de partij die de laatste verkiezingen heeft gewonnen. Goddank zijn de vier formerende partijen het, tot op heden, nog nergens over eens geworden.

Vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog zei de hoogbejaarde Henriette Roland-Holst het volgende: “Van de jeugd hangt de toekomst van de mensheid af. Wanneer zij dapper en vastberaden de goede paden inslaat, wanneer zij een gemeenschap wil gronden die de mensheid naar het ware geluk en naar de vrede brengt, dan is dat de grootste daad die de jeugd ooit in de geschiedenis heeft gedaan en dan zullen komende geslachten honderden en duizenden jaren haar dankbaar zijn.”

Roland-Holst overleed in 1952. Ze was naast dichter ook sociaal zeer bewogen en in de oorlog actief in het verzet. Na de oorlog straalde ze – tegen beter weten in? – optimisme uit. Ze vertrouwde op de jeugd die “voor het eerst afstand doet van egoïstische aanvechtingen maar uit liefde voor de mensheid haar werk kiest.”

Anno 2024 is het belangrijker dan ooit om de hand aan de ploeg te slaan en na te denken over hoe we wereldwijd vreedzaam kunnen samenleven.

Janneke Donkerlo

Rantsoenering in tijd van vrede

Het religieuze begrip barmhartigheid heeft bij mijn weten twee kanten: liefdadigheid en rechtvaardigheid. Liefdadigheid gaat over het direct helpen van iemand in nood, bijvoorbeeld een bedelaar; rechtvaardigheid gaat in dat geval over het oplossen van structurele armoede.

Inmiddels leven we in een wereld met schijnbaar onoplosbare problemen. Het goede nieuws is dat veel van die problemen waarschijnlijk met elkaar samenhangen. Dan denk ik aan de groeiende kloof tussen arm en rijk, klimaatverandering en milieuvervuiling. Het gevolg van hebzucht, een nare eigenschap die de afgelopen decennia is ontspoord in een onhoudbaar consumptiepatroon. Rupsje-nooit-genoeg wil altijd groter wonen, meer verdienen, verder reizen, vaker uit eten enz. Voor de één is dat weggelegd, voor de ander niet. Jammer dan. Shit happens, nietwaar? Is daar dan geen rechtvaardige oplossing voor?

Wellicht. Zo zouden we bijvoorbeeld als natie minder moeten vliegen. Klimaatactivisten wordt vaak hypocrisie verweten: wel actievoeren tegen fossiele subsidies maar daarna net zo gemakkelijk naar Tokyo of Australië vliegen? Van dat moralistische, opgeheven vingertje wordt niemand blij. Om van betutteling nog maar te zwijgen. We leven toch in een vrij land?

Maar die vrijheid wordt wel beperkt door wetten. Het feit dat we doorgaans niet door een rood stoplicht rijden, is niet omdat we uit eigen beweging solidair zijn met andere weggebruikers, maar omdat dat wettelijk zo is bepaald. We zullen ook ons consumptiepatroon drastisch anders moeten reguleren.

In het boek Das Ende des Kapitalismus pleit de Duitse Ulrike Herrmann voor een terugkeer – met behoud van de technische en medische verworvenheden van nu – naar het consumptiepatroon van 1978; een halvering ten opzichte van 2024. Niet op basis van vrijwilligheid, maar op basis van een puntensysteem. ‘Oei’, hoor ik u al denken. ‘Zeker net als in de Tweede Wereldoorlog?’ Ja, inderdaad, alleen dan niet tijdelijk, maar permanent.

Ik stel voor dat we beginnen met een puntensysteem voor vliegreizen. Eerst stelt de overheid vast hoeveel vlieguren Nederland te vergeven heeft op basis van milieu en klimaat. Die uren worden dan gelijkelijk over alle inwoners verdeeld: oud, jong, rijk, arm. Iedereen heeft recht op evenveel punten waarmee je naar eigen inzicht een ticket kunt kopen, bijvoorbeeld per vijf jaar tweemaal een continentale vlucht, of éénmaal een intercontinentale. Iemand die per se meer wil vliegen, moet punten bijkopen. En dat kan. Er zijn namelijk arme mensen die bijna nooit vliegen. Sterker nog, die niet eens geld hebben om op vakantie te gaan. Via een veilingsysteem kunnen rijke mensen dan punten kopen van mensen met een laag inkomen. Dat maakt vaker vliegen voor rijke mensen duurder en armere mensen kunnen zo hun inkomen aanvullen. Een dergelijk puntensysteem lijkt mij een rechtvaardige vorm van nivelleren. Vliegen op de bon? Ik zou zeggen: ‘Doen!’

Janneke Donkerlo

As-woensdag en de heilige Valentijn

Dit jaar vielen as-woensdag en Valentijnsdag op dezelfde datum: 14 februari. Voor het halen van een askruisje, voorafgaand aan de veertigdagentijd, was ik met een vriendin naar de Dominicuskerk in Amsterdam gegaan. Met zijn heiligenbeelden en prachtige schilderingen is het duidelijk een katholieke kerk. De Dominicanen behoren evenwel tot een van de meest progressieve kloosterorden. Bekende mensen als Jan Nieuwenhuis, Pater van Kilsdonk en Huub Oosterhuis waren er kind aan huis.
Op woensdagavond 14 februari was er een speciale dienst met een mooi ritueel, waarbij iedere bezoeker een oud palmtakje in een schaal legde. De takjes werden vervolgens in brand gestoken totdat er alleen nog as van over was. Daarna gingen we in een grote kring staan en tekende de voorganger met de as een kruisje op ieders voorhoofd.
In zijn preek memoreerde hij de heilige Valentijn. Blijkbaar heeft er in de derde eeuw echt ene Valentijn bestaan! Deze werd twee eeuwen later door de toenmalige Paus Gelasius op 14 februari heilig verklaard. Er is echter niet met zekerheid te zeggen wie deze historische figuur precies was. Zijn verhaal is waarschijnlijk een mix van feit en fictie.
Volgens de ene lezing was Valentijn een opstandige priester in Rome. De toenmalige Romeinse Keizer verbood jonge mannen om te trouwen met als argument dat jonge, ongetrouwde mannen betere soldaten waren. Vader Valentijn trouwde jonge stellen echter toch, in het geheim. Toen Valentijns ‘wangedrag’ werd ontdekt, liet de keizer hem onthoofden.
Volgens een andere lezing, die waar de voorganger in de Dominicus aan refereerde, zou Valentijn een heidense man hebben gehuwd met een Christelijke vrouw, iets wat strikt verboden was in Rome. Hij werd gesnapt en gevangengezet, waarop hij verliefd werd op de blinde dochter van zijn bewaker. En natuurlijk genas hij haar van haar blindheid, want dat deden heiligen in die tijd. Precies vijftien eeuwen later, in 1969, haalde de katholieke kerk Sint-Valentijnsdag van de liturgische kalender vanwege de gebrekkige informatie over de priester. En toen werd het dus het commerciële feest dat we nu kennen.
Op deze as-woensdag refereerde de voorganger ook nog even fijntjes aan de nog steeds curieuze houding van het huidige Rome. Tijdens het carnaval weigerde de pastoor van Itteren dit jaar om tijdens de traditionele vastelaovond een hostie uit te reiken aan een lesbisch ‘prinsessenpaar’. Zijn weigering leidde tot een storm van verontwaardiging in Limburg, maar het bisdom van Roermond toonde begrip voor de houding van de pastoor. Liefde blijft een lastig ding voor onder meer de Rooms-Katholieke kerk …
Inmiddels ben ik begonnen met vasten. Met veel dank aan de vrouwen van It Keningsfjild die onlangs in Amsterdam op bezoek waren en van wie ik de veertigdagenkalender cadeau kreeg. Ik zal er met liefde gebruik van maken.

Janneke Donkerlo

Waar is God?

 

Een grapje van mijn atheïstische vrienden is die over de Juf die de klas vertelt dat God overal is. Waarop een jongetje zijn vinger opsteekt en vraagt: ‘juf, is God dan ook in onze achtertuin?’ En de Juf antwoordt: ‘Ja, hoor, ook in jullie achtertuin.’ Het jongetje, triomfantelijk: ‘Dat kan niet juf. We wonen driehoog, we hebben helemaal geen achtertuin!’ Tja, het is ook wel heel lastig om ‘Ik zal er zijn’ een plek in het universum te geven.  Dat maakt het makkelijk scoren voor mensen die geloven belachelijk willen maken. We kunnen alleen stamelen als het over God gaat. Toch wil ik hierbij graag twee schrijfster aanhalen die mij inspireren en bij de les houden.

De eerste is de Joodse Etty Hillesum, die de tweede wereldoorlog niet overleefde. Onlangs verscheen haar biografie van schrijfster Judith Koelemijer: ‘Etty Hillesum, het verhaal van haar leven’. Koelemijer zet de door depressies geplaagde Hillesum neer als mens van vlees en bloed, complee